Weegschalen

Meten is weten en dat geldt ook voor gewicht. De weegschaal is dan ook van alle tijden. Zo werden er in de oudheid al weegschalen gebruikt met contragewichten: als het te wegen product in de ene schaal even zwaar was als het gewicht in de andere schaal, dan was dat het gewicht van het product. In de loop van de geschiedenis werd er op meer manieren gewogen, bijvoorbeeld door iets op te hangen aan een veer met een schaalverdeling. Personenweegschalen raakten pas later in zwang. Vanaf medio achttiende eeuw werden ze meer gemeengoed en sinds het begin van de twintigste eeuw zijn weegschalen voor thuisgebruik op de markt. Tegenwoordig bestaat de weegschaal uit een plateautje met een schaalaanduiding of een digitaal schermpje.

De gemiddelde Nederlander staat minstens tweemaal per week op de weegschaal, zo bleek uit onderzoek. Ons gewicht is voor velen van ons kennelijk toch een dingetje. Zeker als je bewust leeft, veel bezig bent met sporten, fitness en gezonde voeding, is het belangrijk om je gewicht in de gaten te houden. Te veel of te snel afvallen is immers ook niet goed. Je kunt je gewicht bijhouden met een analoge weegschaal, een ‘ouderwetse’ weegschaal met een schaalaanduiding op een draaischijf. Aan de hand van je lengte en je gewicht kun je een eenvoudige BMI berekening maken en zo ontdekken of je een ideaal gewicht hebt voor jouw lengte. Als je je gewicht nauwkeuriger wilt weten, dan kun je ook kiezen voor een digitale weegschaal. Deze weegt tot op 100 gram en is met een cijfer achter de komma iets nauwkeuriger. Met een analyseweegschaal krijg je nog meer informatie. Zo meet deze onder meer ook je vetpercentage, botmassa, spiermassa en lichaamsvocht. Bij een smartweegschaal krijg je een app, waarin je al deze gegevens kunt opslaan en bijhouden. Voor zwangere vrouwen en mensen met elektrische implantaten zoals een pacemaker worden lichaamsanalyseweegschalen afgeraden. Overleg dit bij twijfel altijd met je huisarts.